Hieronder vind je opdrachten en spelletjes om deelnemers nieuwe woorden te laten herhalen of ze extra te laten oefenen met praten. Je kunt hiervoor de kaarten van Praatraak gebruiken, of andere plaatjes, zoals memorykaarten, foto’s of ansichtkaarten. Werk wel altijd binnen een thema.
Woorden herhalen
- Maak een woordspin Kies 1 kaart en leg deze op een vel papier. Vraag de deelnemers hierbij woorden te bedenken. Schrijf de woorden rondom de kaart. Gebruik een woordspin ook eens om een gespreksthema te introduceren.
- Welke kaart is weg? Leg de 6 kaarten open op tafel. Pak ongezien 1 kaart weg. Vraag welke kaart weg is.
- Wijs de goede kaart aan Leg 4 tot 6 kaarten open op tafel. Noem een begrip op een van de kaarten. Vraag de deelnemers de goede kaart aan te wijzen. Te makkelijk? Noem het antoniem of beschrijf het plaatje op de kaart.
- Wie heeft de goede kaart? Geef iedereen 1 of 2 kaarten. Lees een tekstje voor van het praatblad. Wie heeft de kaart die bij het tekstje hoort?
- Goed of fout? Wijs een kaart aan en zeg een woord. Vraag of dit woord goed of fout is. Te makkelijk? Doe hetzelfde, maar geef een zin, vertel een verhaaltje of omschrijf de kaart.
- Onthoud je kaart Geef alle deelnemers 1 kaart. Vraag ze om de kaart goed te bekijken en deze daarna omgedraaid voor zich neer te leggen. Noem een van de begrippen op de kaarten en vraag wie deze kaart heeft. Te makkelijk? Geef elke deelnemer 2 of meer kaarten.
- Welke woorden weet je nog? Leg de 6 kaarten van het praatblad open op tafel. Laat de deelnemers de kaarten goed bekijken. Draai dan alle kaarten om. Welke woorden weten de deelnemers nog? Laat de deelnemers de woorden opschrijven. Te makkelijk? Laat dan zinnen opschrijven.
- Vul aan! Laat 1 kaart zien. Lees het bijbehorende tekstje op het praatblad voor, maar laat een woord of het laatste deel van de zin weg. Wie vult de tekst aan?
Oefenen met praten
- Vertel een verhaal Vraag de deelnemers 1 kaart te kiezen en hierbij een verhaaltje te vertellen. Losse zinnen bedenken kan ook. Laat de deelnemers eventueel eerst 5 tot 10 woorden bij de kaart opschrijven. Vraag ze om met de woorden een verhaal te maken.
- Blij of niet? (bij Praatraak Emoties) Geef elke deelnemer 3 situatiekaarten die nog niet besproken zijn. Vraag ze 1 kaart uit te kiezen en te vertellen waarom deze kaart ze blij maakt, of juist niet.
- Wanneer heb je dat gevoel? (bij Praatraak Emoties) Laat 1 emotiekaart zien, bijvoorbeeld blij, boos, bang of verdrietig. Leg enkele nog niet besproken situatiekaarten open op tafel. Vraag elke deelnemer 1 kaart te kiezen die bij de emotie past en deze keuze toe te lichten. Andersom kan ook: laat deelnemers een emotie kiezen bij een situatiekaart.
- Raad de kaart! Pak 1 (bekende) kaart, maar laat deze niet zien. De deelnemers stellen vragen en raden welke kaart je hebt.
- Vertel het rond! (vanaf 3 deelnemers als de begeleider meedoet) Laat alle deelnemers 1 kaart uitkiezen. Vraag ze rond te lopen tot je een stopsignaal geeft, zoals een handklap. Bij het stopsignaal vertelt iedere deelnemer iets over zijn of haar kaart aan degene die het dichtst bij staat.
- Bekijk een filmpje Zoek op internet een filmpje over een thema dat je eerder met de deelnemers hebt besproken. Leg de complete set kaarten open op tafel en kijk samen het filmpje. Vraag de deelnemers dan kaarten te kiezen die bij het filmpje passen. Vraag ook waarom ze juist deze kaarten hebben gekozen.
Meer weten over Praatraak? Kijk onder een van de knoppen hieronder.